Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 14 december 2014 heeft het college aan [vergunninghouder] omgevingsvergunning verleend voor de uitbreiding van een hotel aan de [locatie 1] te Utrecht (hierna: het pand) naar de begane grond van dat pand.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



201603567/1/A1.

Datum uitspraak: 26 april 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Utrecht,

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 31 maart 2016 in zaak nr. 15/3476 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2014 heeft het college aan [vergunninghouder] omgevingsvergunning verleend voor de uitbreiding van een hotel aan de [locatie 1] te Utrecht (hierna: het pand) naar de begane grond van dat pand.

Bij besluit van 1 juni 2015 heeft het college besloten op het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar en daarbij het besluit van 14 december 2014, onder aanvulling van de motivering, in stand gelaten.

Bij uitspraak van 31 maart 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2017, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Ramdoelare Tewari, zijn verschenen. Overwegingen

Inleiding

1.    [vergunninghouder] exploiteerde ten tijde van belang een hotel op de verdiepingen van het pand. Het college heeft aan hem omgevingsvergunning verleend voor het in strijd met de geldende beheersverordening uitbreiden van het hotel in het pand, door de begane grond ten behoeve van het hotel te gebruiken en daartoe een receptie en een lobby te realiseren. [appellant] kan zich niet met deze omgevingsvergunning verenigen.

De aanvraag

2.    [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college geen besluit op de aanvraag had mogen nemen, omdat het heeft verzuimd om op de voorgeschreven wijze kennis te geven van die aanvraag. Volgens hem kan de verleende omgevingsvergunning reeds daarom niet in stand blijven. [appellant] betoogt dat de rechtbank het verzuim ten onrechte heeft gepasseerd, nu hij niet in de gelegenheid is geweest voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning zijn standpunt naar voren te brengen en daardoor in zijn belangen is geschaad.

2.1.    Artikel 3.8 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) luidt: "Het bevoegd gezag geeft bij de toepassing van titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht tevens onverwijld kennis van de aanvraag om een omgevingsvergunning in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. Het vermeldt daarbij de in artikel 3.1, tweede lid, bedoelde datum waarop de aanvraag is ontvangen. "

    Artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) luidt: "Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld."

    Vaststaat dat het college een kennisgeving van de aanvraag om omgevingsvergunning ten onrechte achterwege heeft gelaten. Anders dan [appellant] meent, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de omgevingsvergunning reeds daarom niet in stand kan blijven. De rechtbank heeft terecht beoordeeld of dit verzuim met toepassing van artikel 6:22 van de Awb kan worden gepasseerd.

    Het college heeft het besluit van 14 december 2014 tot verlening van de gevraagde omgevingsvergunning gepubliceerd in het gemeenteblad van 29 december 2014, nr. 82694. Nu [appellant] tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen dit besluit en in dat kader zijn bezwaren naar voren heeft kunnen brengen, heeft de rechtbank terecht overwogen dat hij door het verzuim van het college om toepassing te geven aan artikel 3.8 van de Wabo niet in zijn belangen is geschaad. Voor zover [appellant], zoals hij betoogt, hierdoor niet in de gelegenheid is geweest om reeds voorafgaand aan dat besluit tijdig zijn standpunt naar voren te brengen en aldus de besluitvorming te beïnvloeden, biedt dat geen grond voor een ander oordeel. Niet is voorgeschreven dat het college belanghebbenden daartoe in de toepasselijke reguliere voorbereidingsprocedure de gelegenheid moet bieden.

    Het betoog faalt.

3.    [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de aanvraag en de bijbehorende bouwtekeningen onvoldoende duidelijk maken op welk beoogd gebruik de aanvraag ziet. Volgens hem moet ervan worden uitgegaan dat het bouwplan niet ten dienste van een hotel, maar van prostitutie staat. Daartoe wijst hij op de functionele eenheid die bestaat tussen het hotel in het pand en het hotel aan de [locatie 2], waarvoor de exploitatievergunning bij besluit van 8 december 2014 tijdelijk is ingetrokken in verband met daar plaatsvindende prostitutie. De in het bouwplan voorziene - reeds gerealiseerde - receptiebalie is daarbij volgens [appellant] gebruikt om toezicht op de prostitutie te houden. Op de bouwtekeningen staan bovendien verschillende ruimtes ingetekend, zonder dat daarbij is vermeld welke functie deze hebben, aldus [appellant].

3.1.    Het college heeft omgevingsvergunning verleend op grond van de bij de aanvraag gevoegde bouwtekening met de aanduiding "nieuwe situatie, voorstel 2de overweging". Daarop is de beoogde indeling van de begane grond weergegeven. De omstandigheid dat op deze tekening niet voor elk van de ingetekende ruimtes is weergegeven welke functie deze hebben, betekent niet dat het college had moeten twijfelen aan een beoogd gebruik daarvan ten behoeve van het op dat moment bestaande hotel op de verdiepingen van het pand. In de toelichting die deel uitmaakt van de aanvraag, heeft [vergunninghouder] uiteengezet dat de begane grond voorheen in gebruik was als winkel, en dat met het bouwplan wordt beoogd om, door de verwijdering van een scheidingswand, mogelijk te maken dat hotelgasten op de verdiepingen van het pand binnendoor de nieuwe ruimte op de begane grond van het hotel kunnen bereiken. Voor het oordeel dat het college, in weerwil van deze toelichting, had moeten uitgaan van een beoogd gebruik ten behoeve van prostitutie, heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden. De omstandigheid dat een functioneel verband bestaat tussen het hotel in het pand en het hotel aan de [locatie 2], waarvan de exploitatievergunning in 2014 tijdelijk is ingetrokken in verband met daar plaatsvindende prostitutie, is daarvoor onvoldoende. Van prostitutie in het pand zelf is niet gebleken. Daarbij kan het cameratoezicht op het hotel aan de [locatie 2] vanaf de receptiebalie in het pand niet geacht worden tot doel te hebben prostitutie te faciliteren. Ook voor het overige is niet gebleken van indicaties die het vermoeden rechtvaardigen dat met het bouwplan een gebruik van de begane grondverdieping, anders dan ten behoeve van het hotel wordt beoogd.

    Het betoog faalt.

De beoordeling van de aanvraag

4.    [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college de omgevingsvergunning in redelijkheid niet had kunnen verlenen. Volgens hem schiet de motivering van het besluit tekort en ligt aan het besluit tot verlening van de gevraagde omgevingsvergunning ten onrechte geen stedenbouwkundige beoordeling door de gemeentelijke vakafdeling ten grondslag. Hij wijst er op dat ten tijde van het besluit van 14 december 2014 het "Voorbereidingsbesluit 2014 Belhuizen, afhaalzaken en horeca" van kracht was en dat het bouwplan niet in overeenstemming is met de ten tijde van het besluit van 1 juni 2015 recentelijk vastgestelde beheersverordening "Dichterswijk, Kanaleneiland, Transwijk" (hierna: de beheersverordening), waarin de voorheen bestaande mogelijkheid tot uitbreiding van bestaande horeca niet langer is opgenomen. Daarbij heeft het college volgens hem de aanvraag ten onrechte niet beoordeeld in samenhang met een latere aanvraag van 23 oktober 2015 tot het samenvoegen van de panden aan de [locatie 3] en [locatie 1], welke volgens hem tot verdere uitbreiding van horeca leidde. Verder voert [appellant] aan dat het college zijn belangen onvoldoende in de belangenafweging heeft betrokken en dat verlening van de gevraagde omgevingsvergunning tot doorkruising van de "Handhavingsstrategie Seksinrichtingen" leidt.

4.1.    Het beroep waarop de rechtbank heeft beslist was gericht tegen het besluit op bezwaar van 1 juni 2015. Het besluit op bezwaar dient te worden genomen met inachtneming van de feiten en omstandigheden op het moment van heroverweging. Niet in geschil is dat op dat moment ter plaatse geen voorbereidingsbesluit meer gold. Derhalve kan in het midden blijven of het college ten tijde van het besluit van 14 december 2014 in het "Voorbereidingsbesluit belhuizen, afhaalzaken en horeca" aanleiding had moeten vinden om niet tot verlening van de gevraagde omgevingsvergunning over te gaan.

4.2.    Ten tijde van het besluit van 1 juni 2015 gold ter plaatse de beheersverordening. Het perceel [locatie 1] is gelegen op gronden die op de verbeelding zijn aangeduid met "besluitsubvlak F".

    Artikel 3.1 van de regels van de beheersverordening luidt:

"a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;

b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen."

    Artikel 3.3. 3 luidt:

"In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 is het toegestaan: […]

f. ter plaatse van besluitsubvlak 'F' mogen uitsluitend op de begane grond worden uitgeoefend:

1. wonen tevens ook toegestaan op de verdieping;

2. dienstverlening;

3. detailhandel; […]".

     Een gebruik van de begane grond van het pand ten behoeve van een hotel is in strijd met de beheersverordening. Het college heeft deze afwijking vergund met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a en onder 2o, van de Wabo, in samenhang met artikel 4, aanhef en onder 9, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat voorheen een winkel op de begane grond was gevestigd, en dat de beoogde receptie en lobby op de begane grond ten behoeve van het bestaande hotel op de verdiepingen, geen afbreuk doet aan het stedenbouwkundige beeld van de straat. Verder worden de belangen van [appellant] daardoor volgens het college niet onevenredig geschaad.

4.3.    Artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo luidt: "Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening […]."

4.4.    De omstandigheid dat de beheersverordening waarvan het college afwijking heeft toegestaan, ten tijde van het besluit van 1 juni 2015 nog van recente datum was en daarin uitbreiding van horeca niet is toegestaan, betekent niet dat de gevraagde uitbreiding van het hotel reeds daarom in strijd met een goede ruimtelijke ordening moet worden geacht.

    De ruimtelijke effecten van een gebruik van de begane grond als receptie en lobby voor het hotel zoals in de vergunde bouwtekening voorzien, kunnen, bezien in vergelijking met de ter plaatse ingevolge de beheersverordening toegestane functies, gering worden geacht. De uitbreiding ziet uitsluitend op inpandige voorzieningen en heeft geen impact van betekenis op het straatbeeld. Zoals het college voorts ter zitting heeft toegelicht, zijn een receptie en een lobby gangbare voorzieningen in een hotel en leidt het toestaan daarvan niet tot een uitbreiding van het aantal gasten dat van het hotel gebruik kan maken. Het college mocht er dan ook van uitgaan dat van de uitbreiding geen toename van hinder van betekenis was te verwachten. Hierbij komt geen betekenis toe aan de door [appellant] genoemde, door [vergunninghouder] ingediende aanvraag om omgevingsvergunning voor het samenvoegen van het pand met het naastgelegen pand aan de [locatie 3], reeds omdat dit een afzonderlijke aanvraag van na het nemen van het besluit van 1 juni 2015 betreft. Voorts heeft het college, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, terecht geen aanleiding gevonden om bij zijn beoordeling uit te gaan van een mogelijk gebruik ten behoeve van prostitutie. Dat betekent dat het college in de door [appellant] genoemde "Handhavingsstrategie Seksinrichtingen" en in het risico op hinder voor [appellant] als gevolg van een dergelijk gebruik geen aanleiding hoefde te vinden om de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren.

    Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college de uitbreiding in redelijkheid niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening heeft mogen achten, dan wel dat het college in de belangen van [appellant] aanleiding had moeten vinden om deze niet toe te staan.

    Het betoog faalt.

Slotoverwegingen

5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.

w.g. Koeman    w.g. Van Heusden

voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2017

163-727.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature