U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 28 april 2016 heeft het college zijn beslissing om op 18 april 2016 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag (hierna: de Afvalstoffenverordening) op onjuiste wijze aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat een gedeelte van de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten een bedrag van € 126,00, voor rekening van [appellante] komt.

Uitspraak



201604232/1/A1.

Datum uitspraak: 3 mei 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te Den Haag,

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 april 2016 heeft het college zijn beslissing om op 18 april 2016 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag (hierna: de Afvalstoffenverordening) op onjuiste wijze aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat een gedeelte van de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten een bedrag van € 126,00, voor rekening van [appellante] komt.

Bij besluit van 26 mei 2016 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 april 2017, waar [appellante] en het college, vertegenwoordigd door S.E. el Boustati, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een doos die op 18 april 2016 op de Beeklaan te Den Haag, ter hoogte van nummer 87, is aangetroffen. Omdat op de doos de naam- en adresgegevens van [appellante] zijn aangetroffen, is het college ervan uitgegaan dat de doos van [appellante] afkomstig is, dat zij deze in strijd met artikel 9 van de Afvalstoffenverordening anders dan in de daarvoor aangewezen inzamelvoorzieningen ter inzameling heeft aangeboden en dat de kosten van de spoedeisende bestuursdwang gedeeltelijk op haar als overtreder kunnen worden verhaald.

2.    Artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht luidt:

"De toepassing van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen."

     Artikel 5:1, tweede lid, luidt:

"Onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt."

3.    [appellante], die woont in een flat aan de Kijkduinsestraat, voert aan dat zij de doos niet op de locatie heeft achtergelaten waar deze is aangetroffen. Zij stelt dat het oud papier niet in de buurt van haar woning kan worden ingeleverd, maar dat dit maandelijks bij de - oudere - bewoners van de flat wordt opgehaald door iemand die hiermee wat bijverdient. Ook zij maakte hier gebruik van. Achteraf heeft de desbetreffende persoon haar laten weten dat hij zijn fiets-aanhanger vol met oud papier heeft achtergelaten op de Beeklaan wegens een lekke band en dat hij deze niet meer heeft aangetroffen toen hij later terugkwam om de aanhanger op te halen. Volgens deze persoon is de aanhanger gestolen en is het oud papier daaruit gehaald. [appellante] stelt dat deze omstandigheden niet aan haar kunnen worden toegerekend.

4.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in de uitspraak van 1 juni 2005 (ECLI:NL:RVS:2005:AT6561), zal in de regel mogen worden aangenomen dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is. Dit geldt echter niet indien diegene aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift heeft geschonden.

     Niet in geschil is dat de doos die op de Beeklaan is aangetroffen afkomstig is van [appellante]. Op grond daarvan heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat de afvalstoffen tot haar herleidbaar zijn. Het college mocht dan ook aannemen dat [appellante] de overtreder is, tenzij zij aannemelijk maakt dat zij niet degene is geweest die de afvalstoffen op onjuiste wijze heeft aangeboden. Dit is een bewijsvermoeden.

5.    Zoals de Afdeling voorts eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 15 oktober 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BF8999) is de overtreder in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek verricht. Daarnaast kan in bepaalde gevallen degene die de overtreding niet zelf feitelijk begaat, doch aan wie de handeling is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en daarom als overtreder worden aangemerkt.

     [appellante] heeft met de door haar gestelde omstandigheden aannemelijk gemaakt dat zij niet degene is geweest die de doos op de Beeklaan heeft achtergelaten. In dit geval moet daarom de vraag worden beantwoord of zij verantwoordelijk kan worden gehouden voor het handelen van degene die het oud papier bij haar ophaalde.

6.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat dit laatste het geval is, omdat de afvalstoffen op verzoek van [appellante] zijn meegenomen. Wanneer deze afvalstoffen vervolgens verkeerd worden aangeboden, kan dit aan haar worden toegerekend. Door haar oud papier mee te geven aan een persoon die zij niet kent, heeft [appellante] naar het oordeel van de Afdeling het risico aanvaard dat het oud papier door de desbetreffende persoon op onjuiste wijze zou worden aangeboden (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 5 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3993). De persoon aan wie [appellante] haar oud papier heeft meegegeven, stelt weliswaar dat zijn fiets-aanhanger is gestolen en dat het oud papier daarbij waarschijnlijk op straat terecht is gekomen, maar deze bewering is op geen enkele wijze - bijvoorbeeld door een aangifte van de diefstal van de fiets-aanhanger of aan de hand van andere omstandigheden - onderbouwd. Blijkens het verhandelde ter zitting twijfelt [appellante] zelf inmiddels ook aan de bewering van de desbetreffende persoon. Zij geeft haar oud papier voortaan dan ook niet meer aan hem mee.

7.    Gezien het vorenstaande valt de overtreding [appellante] toe te rekenen en heeft het college haar terecht als overtreder aangemerkt en een gedeelte van de kosten voor de toepassing van bestuursdwang voor haar rekening laten komen.

8.    Het betoog faalt.

9.    Het beroep is ongegrond.

10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N.I. Breunese-van Goor, griffier.

w.g. Van Sloten

lid van de enkelvoudige kamer    

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2017

208.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature