U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 14 augustus 2015 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.

Uitspraak



201606105/1/V1.

Datum uitspraak: 5 april 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 14 juli 2016 in zaak nr. 16/4573 in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

de staatssecretaris.

Procesverloop

Bij besluit van 14 augustus 2015 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.

Bij besluit van 25 februari 2016 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 14 juli 2016 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.

De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

Bij besluit van 15 september 2016 heeft de staatssecretaris opnieuw het door de vreemdeling tegen het besluit van 14 augustus 2015 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.A.P. Avontuur, advocaat te Oosterhout, beroep ingesteld.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

    Overwegingen

1.    Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van de ze wet, met dat oordeel volstaan.

2.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

3.    Het besluit van 15 september 2016 moet, nu de staatssecretaris daarbij de aanvraag van de vreemdeling opnieuw heeft afgewezen, krachtens artikel 6:19, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb , bij de beoordeling worden betrokken.

4.    Aan het besluit van 15 september 2016 heeft de staatssecretaris geen andere motivering ten grondslag gelegd dan hetgeen hij heeft aangevoerd in zijn hogerberoepschrift. Nu het hoger beroep van de staatssecretaris kennelijk ongegrond is, heeft de vreemdeling in haar onderbouwing van het beroep terecht betoogd dat het besluit nog altijd, evenals het besluit van 25 februari 2016, onvoldoende is gemotiveerd. Het beroep tegen het besluit van 15 september 2016 is dan ook kennelijk gegrond.

5.    Het beroep is kennelijk gegrond. Het besluit van 15 september 2016 dient te worden vernietigd. Hetgeen overigens is aangevoerd behoeft geen bespreking.

6.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;

II.    verklaart het beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 15 september 2016, V-nr. […], gegrond;

III.    vernietigt dat besluit;

IV.    veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 990,00 (zegge: negenhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V.    bepaalt dat van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een griffierecht van € 503,00 (zegge: vijfhonderddrie euro) wordt geheven.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Russcher, griffier.

w.g. Verheij    w.g. Russcher

voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 5 april 2017

760.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature